Volgens mij zit het zo: de blote eigenaar van een woning waarvan een ander het vruchtgebruik heeft, hoeft niet meer dan de waarde van dat bloot eigendom aan te geven in box 3 als overige bezitting.
Voor de bepaling van de waarde van het bloot eigendom is de WOZ waarde weliswaar het startpunt (Wet IB2001, artikel 5.20, eerste lid) maar moet daarvan worden afgetrokken de berekende waarde van het vruchtgebruik. Het bedrag dat uit die som resteert, is de waarde van het bloot eigendom. (Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, artikel 18 en artikel 19)
Zie, desgewenst of ter informatie, voor details van de berekening van de waarde van het vruchtgebruik (en dus indirect van het bloot eigendom)
- onderdeel 13.3.10.3 van “Fiscale informatie” elders op dit Kennisnetwerk of
Let op dat het bloot eigendom niet in box 3 hoeft te worden aangegeven bij bepaalde erfrechtelijke verkrijgingen, bijvoorbeeld als een langstlevende ouder het vruchtgebruik heeft van het ouderlijk huis waarvan haar of zijn kind het bloot eigendom heeft geërfd. Die woning valt dan voor de langstlevende ouder in box 1. Het kind geeft niets aan. (Wet IB2001, artikel 5,4, derde en vierde lid).
Georg 26 september 2025 om 20:12
Volgens mij geldt er voor de berekening van de waardevermeerdering in het kader van de OWR geen andere berekeningswijze, dan die welke normaal wordt toegepast in box 3. Dus zou het bij de blote eigenaar moeten gaan om de waardeverandering in de WOZ waardes gecorrigeerd voor het vruchtgebruik. Mogelijk kan de moderator hier namens de Belastingdienst een duidelijke uitspraak doen.